De 12de eeuw is er een van religieuze herbronning. Meerdere nieuwe, ook dissidente, religieuze ideeën en bewegingen duiken op, mogelijk als kritische noot tegen de toenmalige clerus. Die gedroeg zich immers niet altijd even vroom en was erg op rijkdom uit.
Vanaf het einde van de 12de eeuw zoeken ongehuwde, alleenstaande vrouwen of weduwen een veilige woonplek dichtbij een stad. Deze vrome vrouwen zijn op zoek naar een eenvoudig leven van bidden en werken, de mulieres religiosae of begijnen. De eerste begijnen gaan soms ver in hun geestelijk streven en mystiek gedachtegoed dat beïnvloed is door de grote christelijke denkers. Een belangrijke inspirator bij ons is Marie van Oignies (1177-1213), bekend mystica en wellicht ‘begijn’. Het woord ‘begijn’ vinden we rond 1220 voor het eerst terug in een tekst van een cisterciënzermonnik.
Begijnen zijn geen kloosterlingen, verliezen hun economische zelfstandigheid helemaal niet, en kunnen op elk ogenblik opnieuw naar hun oude leven. Dankzij hun inzet op de arbeidsmarkt, voornamelijk in de textielindustrie maar ook in de zorg voor zieken en wezen én de persoonlijke bezittingen die ze meebrengen, zijn begijnen financieel onafhankelijk. In de loop van de eeuwen bouwen ze een niet onaardig patrimonium op.
Het begijnhof is een sterk gestructureerde gemeenschap met aan het hoofd een hofmeesteres, die in Brugge oppermeesteres of grootjuffrouw wordt genoemd. Zij wordt bijgestaan door zes meesteressen en vier raadsjonkvrouwen. Een aantal begijnen krijgt hier ook specifieke taken met kleurrijke namen zoals spindeniereghe, potvrouwe, zuveljoncwijf, maerctwijf, …
De begijnen beleven actief hun geloof in een vrouwengemeenschap. Ze zoeken naar een evenwicht tussen een geestelijk en actief leven. Naast het werk bepaalt een strikte leefregel de orde van de dag en de geestelijke momenten. ’s Avonds na de ‘completen’ treedt er tot de ‘priemen’ een algemene stilte in.
In het Brugse begijnhof komt vanaf de 15de eeuw het accent meer en meer te liggen op geloofsbeleving en koorofficie; dit ten nadele van hun actieve taken. De begijnen hadden al in de 13de eeuw een schola cantorum opgericht waarvan de scholieren de religieuze diensten opluisterden met koorzang. De lessen vinden plaats in conventen binnen en buiten het begijnhof. Deze schola cantorum is ook een kweekschool voor nieuwe begijnen. Hun gezangen zijn verzameld in gradualen, waarvan er nog enkele bewaard zijn.
De begijnen, hun levenswijze en hun eigen jurisdictie worden door de gemeenschap met argwaan bekeken omdat zij een grote zelfstandigheid uitstralen. Ze vallen dan ook snel onder de controle van de religieuze en wereldlijke overheid. Toch mogen we van een emancipatorische beweging spreken.
Een omsloten en veilige plek
Het Brugse begijnhof wordt opgericht buiten de eerste omwalling van de stad. Het is van bij aanvang bijna volledig ommuurd of begrensd door reitjes. Het grondgebied is oorspronkelijk groter dan vandaag (zo’n 6 ha) en reikt tot aan de Oostmeers, Zonnekemeers, Walplein en de Wijngaardstraat. Ook delen van het Wijngaardplein en omgeving (huidige Minnewaterpark) maken er deel van uit. Op het eind van de 13de eeuw lopen de bleekweiden tot tegen de tweede omwalling.
Eenheid en eenvoud van stijl
Begijnen hebben een eigen woning of leven samen in conventen en infirmerieën. Deze organisatie bepaalt heel sterk het beeld dat we vandaag zien: namelijk een open binnenplein aan de kerk met rondom ruime, witgeschilderde huizen uit de late 16de, 17de en 18de eeuw. Sommige hebben nog oudere bouwsporen en/of een ommuurde voortuin.
De begijnhofkerk, waarvan de oudste sporen dateren van 1245, wordt na de brand van 1584 hersteld.
De interieurstoffering dateert in hoofdzaak uit de 17de en 18de eeuw.
De hoofdpoort uit 1776 sluit aan op de Wijngaardbrug. In de nis staat er een beeld van de Heilige Elisabeth van Hongarije, patrones van het Brugse begijnhof. Toen rond 1890 de Minnewaterkliniek wordt opgericht op gronden van het begijnhof, bouwt architect Louis Delacenserie muren en vernieuwt hij de tweede toegangspoort ter hoogte van het sashuis. In 1937 worden naast het huis van de hofmeesteres enkele huizen verbouwd en uitgebreid tot klooster.
Stedenbouwkundig unicum
Begijnhoven zijn belangrijke stedenbouwkundige entiteiten in het stedelijk weefsel. Ze vormen een architecturaal zeer homogeen ensemble met huizen, kerk, infirmerie en soms ook een bakkerij, boerderij en brouwerij. Ze zijn afgesloten van de ‘buitenwereld’ door muren en grachten. De woonpanden zijn geordend langs een groen plein of straatjes.
Anders dan bij kloostertuinen is het binnenplein van het begijnhof overdag publiek toegankelijk.
Het begijnhof wordt tussen zonsondergang en zonsopgang afgesloten van de buitenwereld.
De kloostergemeenschap en de huizen beschikken over een privé-tuin die uit verschillende tuinkamers
kan bestaan: een siertuin, moestuin en/of een pandtuin.
De samenhang tussen bebouwing, open ruimtes, tuinmuren, waardevolle beplantingen en bomenbestand vormt een unieke landschappelijke erfgoedwaarde. De aanwezigheid van bomen heeft hier een historische achtergrond. Vanaf de 17de eeuw is er sprake van een beboomd plein. Een oude kasseibestrating omkadert
het centrale groene plein met hoogstambomen: Canadapopulier (Populus x canadensis), Gewone Es (Fraxinus) en Linde (Tilia). In de kruidlaag onder de bomen bloeien in de lente en de zomer narcissen en orchideeën.
Op het vlak van biodiversiteit is het binnenplein uitzonderlijk waardevol door de aanwezigheid van die orchideeën (Gevlekte Orchis, Bergnachtorchis, Grote Keverorchis, Brede Wespenorchis). Een aantal plantensoorten staat op
de Vlaamse Lijst van planten die met uitsterven bedreigd zijn. Sommige soorten zijn zelfs wettelijk beschermd.
Tot slot vormen de reien een historische erfgoedwaarde omdat ze als zijbeken prominent aanwezig zijn in het begijnhof. Ze speelden een rol als natuurlijke begrenzing, maar evengoed als veedrinkplaats en waszone. De aansluitende tuingronden bepalen mee het karakter van deze gronden als bleekweide.
Na de Franse Revolutie in 1789 worden de bezittingen van het Begijnhof Ten Wijngaarde geconfisqueerd en overgedragen aan de Commissie Burgerlijke Godshuizen (het huidige OCMW). De begijnen mogen in hun huizen blijven, maar geen nieuwe novicen aanvaarden. In 1803 mogen ze de kerk weer gebruiken en in 1804 hun habijt opnieuw dragen.
Het blijkt echter onmogelijk om de oude glorie van De Wijngaard te herstellen. In 1881 beslist de Commissie Burgerlijke Godshuizen om op een belangrijk stuk bleekweide van het begijnhof een nieuw hospitaal op te richten, de Minnewaterkliniek. Stadsarchitect Louis Delancenserie (1838-1909) ontwerpt het gebouw in een kenmerkende neogotische stijl en laat het tussen 1886-1892 langs een nieuw straat optrekken.
Pastoor Hoornaert
In 1922 blijven nog amper vijf begijnen in een verloederd Ten Wijngaarde wonen. In dat jaar wordt Rodolphe Hoornaert (1886-1969) als pastoor aangesteld. Hij wil het zevenhonderd jaar oude begijnhof redden. Bovendien wil hij het begijnenleven doen herleven.
Met als doel om zoveel mogelijk geld en sponsors te verzamelen om het begijnhof te restaureren organiseert Hoornaert in augustus 1925 een driedaags feest om de zevenhonderdste verjaardag van de stichting van het begijnhof te vieren, ook al is die verjaardag niet correct gedateerd.
In 1925 beseft Hoornaert echter ook dat hij er niet in slaagt de begijnenbeweging te doen herleven. Daarom sticht hij een nieuwe congregatie met de zeer actieve steun van de Sint- Andriesabdij. Les filles de Saint-Benoît uit Nîmes fusioneren met de Brugse begijnen in 1927 en nemen als nieuwe congregatie unaniem de leefregel van Benedictus aan.
Begijn en hofmeesteres Geneviève de Limon Triest (1874-1971) wordt de eerste priorin en de nieuwe communiteit krijgt de naam Dochters van de Kerk. Om de traditie van de begijnen te bewaren, dragen de zusters hun habijt.
Ondanks de groeipijnen kent de nieuwe congregatie veel roepingen uit Frankrijk, Ierland, Schotland en later Zwitserland, Hongarije, Noorwegen en Nederland. Het internationale karakter van het monasterium De Wijngaard is gewaarborgd. De verbouwing van enkele bestaande begijnenhuizen tot klooster en de bouw van een nieuw kloosterpand gebeuren naar plannen van de Brugse architecten Jos en Luc Viérin. De bouwcampagne vindt plaats tussen 1926-1937, in een lokale architectuur die zeer nauw aanleunt bij de rest van de bebouwing in het Begijnhof.
100 jaar
Nu na bijna honderd jaar neemt het aantal zusters in het monasterium af en is het voortbestaan van de religieuze aanwezigheid opnieuw een vraagteken. In de dertig panden rond het klooster wonen nog steeds alleenstaande vrouwen.
Stilte, ingetogenheid en rust zijn tekenend voor de geest van de plek, ondanks het zeer hoge bezoekersaantal.
Sinds 1972 is de site eigendom van de Stad Brugge. De Stad staat sinds die datum in voor het behoud en beheer van het onroerend patrimonium en zet opeenvolgende restauratiecampagnes op. De zusters krijgen een erfpacht en staan in voor het dagelijkse beheer en de verhuur van de woningen. Die erfpacht liep nog tot 2035, maar is in 2020 overgedragen aan de Stad die nu voor alle facetten van het beheer verantwoordelijk is.
Zeven maal beschermd
Het Prinselijk Begijnhof De Wijngaard is sinds 1939 zeven maal beschermd als landschap, monument en als stads- en dorpsgezicht, met als hoogtepunt de dubbele Unesco-werelderfgoedbescherming.
(Vlaamse Begijnhoven op 2 december 1998 – Binnenstad Brugge op 30 november 2000)
Wat maakt het Brugse begijnhof zo uniek?
Het begijnhof is een eeuwenoude, goed bewaarde en omsloten site met een uitgesproken stedelijk karakter
in een typische, lokale stijl, en met een historische bebouwing van klooster, huizen en kerk. Het is bovendien een uitzonderlijke, groene oase met een unieke biotoop.
Het begijnhof getuigt van 800 jaar traditie als vrouwenstad. Hier leefde een gemeenschap van begijnen: onafhankelijke, religieuze vrouwen die een actief leven combineerden met spiritualiteit. Ook vandaag is dit nog een vrouwenstad. Met uitzondering van de pastoor leven hier uitsluitend vrouwen. Er wordt gestreefd naar onderlinge zorg en solidariteit.
De religieuze en culturele erfenis, betekenis en tradities vormen een inspiratie- en zingevingsplek voor denkers, schrijvers, kunstenaars en bezoekers.
Het is een uitzonderlijke stilteplek in deze levendige stad.
De geest van de plek staat onder druk.
De onzekerheid over een blijvende religieuze aanwezigheid is reëel. De zusters bepalen in sterke mate het karakter van de stilteplek . Het verlies daarvan zal ook de druk op de ‘vrouwenstad’ als sociaal-cultureel fenomeen doen toenemen.
Overtoerisme leidt tot toenemende aantasting van de stilteplek en schade aan de groene biotoop.
Het behoud van de site als een juridische, culturele en sociale vrouwenstad met zijn tradities en eigen ritme is een uitdaging voor de lokale gemeenschap en politiek.
Het behoud van het begijnhof – patrimonium en groen – vraagt om een continue zorg en inspanning van het stadsbestuur.
Na een ruime bevraging bij Bruggelingen, bewoners van het begijnhof en diverse actoren zal de stad zich inzetten om ook de immateriële waarden van het begijnhof met zorg te bewaken:
Het stadsbestuur wil de krachtlijnen voor de toekomstige aanpak en ontwikkeling van het begijnhof vastleggen in een masterplan.
Het historische motto SAUVE GARDE staat ook vandaag symbool voor alle zorg voor een zinvolle toekomst van deze Unesco-werelderfgoedsite.
Begijnhof 1
Begijnhof 1 is een typisch 17de-eeuws begijnenhuis waarin nog oudere bouwsporen zijn bewaard.
Het werd in 1937-1939 ingericht als museum dat het vroegere begijnenleven illustreerde. De pittoreske
binnentuin met een ronde bakstenen waterput en pandgang werd op dat moment gebouwd naar de plannen van architect Luc Viérin.
Door deze binnentuin open te stellen zet Brugge Foundation de geschiedenis, de betekenis en de uitzonderlijke materiële en immateriële waarde van dit begijnhof in het daglicht.
Brugge Foundation wil met deze tentoonstelling de geest van deze plek in zijn materiële en immateriële waarde duiden. We dragen zo bij tot een intensere en begripvolle beleving van het Begijnhof.
Brugge Foundation denkt niet alleen na over een zinvolle toekomst voor deze site, maar draagt hier ook actief aan bij.
Doe een gift aan de Vrienden van Brugge Foundation via de Koning Boudewijnstichting.
Stort uw bedrag op rekening BE10 0000 0000 0404 (KBS) met de mededeling +++016/1760/00005+++ of scan de onderstaande QR code voor een online betaling.
Met uw financiële steun kan Brugge Foundation het Brugse erfgoed verder koesteren, beschermen en een nieuwe toekomst geven.
Dankzij de Vrienden van Brugge Foundation kunt u online geven via Koning Boudewijnstichting.
Elke schenking van min. 40€ geeft recht op een belastingsvermindering van 45%
Volg de opgegeven stappen op de donatiepagina’s en bekom uw belastingsattest.
Partners van Brugge Foundation
© Brugge Foundation | Privacy policy | Cookie policy | Powered by The Collective